woensdag 28 november 2012

Wasabi-makreelsandwich met een gepocheerd eitje

Voor alle wasabi-freaks onder jullie...
Wasabi heeft 2 kampen: of je haat het met verve, of je knijpt bijkans een halve tube leeg bij je sushi, je noedels of waar je het ook maar op wilt smeren. (Ik verdenk sommige mensen er echt van wasabi meer toe te passen dan gangbaar is, once you're hooked, you're green for life!).
De Japanse versie van mierikswortel kennen we vooral in een tube. De helgroene pasta die eruit komt, en vaak in een dik tandpastalint op je bord blijft liggen, smaakt scherp en mosterdachtig. Het voordeel van wasabi is dat de scherpe smaak niet heel lang in je mond blijft hangen; waar je bij een overkill aan rode pepers het gevoel hebt dat je gloeiende kooltjes hebt gegeten zit de wasabisensatie aan de veilige kant van pittig.
Net als onze mierikswortel, die iets milder van smaak is, is wasabi een voortreffelijke combinatie met vette vis. Vooral gerookte forel en makreel zijn bij mij favoriet, naast de gebruikelijke sushivissen zalm en tonijn natuurlijk. We weten allemaal dat het eten van vette vis goed is, want rijk aan omega-3-vetzuren die je lichaam nodig heeft, onder andere om je hersenen optimaal te laten functioneren. Deze lunch scoort dus goed op brainfood, aangezien een eitje de werking van het geheugen versterkt.

Wasabi-makreelsandwich met een gepocheerd eitje


  • 2 bruine boterhammen (ik heb stevig speltbrood gebruikt, voor een beetje bite)
  • een stukje gerookte makreel
  • wasabi
  • (biologisch) vers eitje
  • waterkers
  • azijn
  • peper/zout
Begin met je eitje te pocheren. Klinkt ingewikkeld, maar dat valt reuze mee. Vul een steelpan voor de helft met water en voeg een flinke scheut azijn toe. De azijn zorgt ervoor dat je eitje niet uitloopt in de pan. Breng dit tegen de kook aan, zachte belletjes onderin de pan, beslist geen grote bubbels. Breek je ei in een glaasje. Als het water bijna kookt maak je met een lepel een 'draaikolk' door flink in het water te roeren. Giet snel maar voorzichtig het ei uit het glaasje in deze draaikolk. Het ei krijgt nu in het water de vorm van een ei. Je kunt eventueel met een vork de uitlopers van eiwit om het eigeel heen wentelen.  Hou het vuur laag, zodat het  water toch niet gaat koken, dan wordt het eigeel namelijk hard en dat is niet de bedoeling. Zet de kookwekker op 5 minuten.
Pluk een mooi stukje van de gerookte makreel en controleer het op graatjes. Rooster je boterhammen in de broodrooster of koekenpan mooi bruin. Smeer nu op een boterham een laag wasabi, niet te dik anders gaat het overheersen. Leg hierop de stukjes makreel en wat waterkers. Haal nu met een schuimspaan het eitje uit de pan en laat het voorzichtig even uitlekken. Leg het eitje op de sandwich, bestrooi met wat peper en zout en dek af met de tweede boterham.
Ook lekker: vervang de wasabi door mierikswortel en de makreel door gerookte forel. Probeer niet te huilen  van geluk!

dinsdag 5 juli 2011

Ricotta-fetarolletjes met zongedroogde tomaat en pangrattato

Na een radiostilte van bijna 2 maanden weer eens een blog van mijn hand.  Inmiddels heb ik mijn droombaan gevonden: weg Koos, hier spreekt de nieuwe webchef van Allerhande!! Het is heerlijk om de hele dag met recepten bezig te zijn en ik ben er stiekem van overtuigd dat deze blog me absoluut geholpen heeft bij het krijgen van deze geweldige baan! Ik zal jullie niet vervelen met ins & outs van mijn werk. Dat ik het geweldig vind en iedere dag met veel plezier naar mijn werk ga spreekt voor zich.

Natuurlijk doe ik ook nog aan koken thuis, met voldoende inspiratie van de hele dag kneuteren met recepten. Dit is iets wat ik van het weekend maakte met leftovers. Daar kunnen soms hele mooie fijne dingen uit voortkomen. Mijn vorige post was redelijk bewerkelijk, dit is daarentegen weer heel snel klaar en niet al te ingewikkeld om te maken.

Voor 2:
  • 6 verse lasagnebladen (grote)
  • 1 bakje ricotta (250g)
  • 1 pakje feta (200g)
  • roomkaas (smeerbare)
  • 8 zongedroogde tomaten, uitgelekt
  • parmezaanse kaas
Voor de pangrattato:
  • 30 g broodkruim
  • 1-2 el olijfolie
  • ongeveer 10 g peterselie, alleen het blad, fijngehakt
Verwarm de oven voor op 200 graden. Meng de ricotta met de feta tot een goede homogene massa. Besmeer de verse lasagnevellen aan een kant met de roomkaas. Je kunt ook gedroogde lasagnevellen gebruiken, maar die moet je dan eerst even voorkoken in goed zout water, een minuut of 5. Goed koud afspoelen en droogdeppen voor je ze besmeert. Snijd de zongedroogde tomaatjes in kleine stukjes en beleg de lasagnevellen hiermee. Verdeel nu de ricotta-fetacreme over de vellen door een grote lepel aan een kant van ieder vel te leggen. Vervolgens rol je de vellen op en leg je ze in een ingevette ovenschaal. Bestrooi de rolletjes nu met een flinke hand versgeraspte parmezaan. Zet de ovenschaal ongeveer 20 min in het midden van de oven.

Maak intussen de pangrattato door het broodkruim in de olie goudbruin te bakken. Laat het afkoelen op keukenpapier. Meng dit met het gehakte peterselieblad. Eventueel kun je hier ook nog wat citroenzest aan toevoegen (halve citroen is voldoende).

Bestrooi de warme ricotta-fetarolletjes met de pangrattato en serveer direct. Je kunt er eventueel wat salade bijmaken, rucolasalade met minipruimtomaatjes en balsamicodressing bijvoorbeeld.

woensdag 11 mei 2011

Rendang daging

Nu in de categorie ulimate comfort food: Indonesisch! Het synoniem van gelukzaligheid, als je het mij vraagt. Menig buitenlandse vriend heb ik al gelukkig gemaakt met Indonesische gerechten, waar ik ze niet echt iets uit de Hollandse keuken voor durfde te schotelen. En eerlijk is eerlijk, na meer dan een halve eeuw is de indo-keuken hier wel behoorlijk ingeburgerd. Zelfs de grootste PVV-er eet wel eens nasi met sateh. Eenmaal weer geland na mijn Boliviaanse avontuur was dat in elk geval het eerste dat ik maakte.

Een van mijn grootste culinaire decepties ooit betrof echter ook de Indonesische culinaire traditie. Toen ik voor mijn verjaardag mijn gasten wilde trakteren op een tafel vol huisgemaakte Indische zaligheden en aan een oudere Indische dame op werk vroeg of ze nog goede recepten had voor lekkere boemboe's, keek ze me verbaasd en een beetje spottend aan. 'Ga je die echt zelf maken?', zei ze en ze giechelde erbij, zoals alleen Indische dametjes op leeftijd kunnen giechelen. Mijn beeld van haar generatie Indonesiers, die dagenlang zwoegen op een teer baksel genaamd spekkoek, alles weten over precies lang genoeg gemarineerde kip, de perfecte kruidenpasta's met allerlei spannende inheemse specerijen en gaat u zo maar door, bleek alleszins bezijden de werkelijkheid. 'Nee hoor, dat doen wij al lang niet meer,' sprak ze stellig. 'We halen die boemboe's gewoon bij de toko. Wel zo makkelijk. Maar wel die van de toko hoor, niet die prut van conimex, dat is een hoofdzonde!'

En zo geschiedde: ik haalde boemboe's bij de toko, en maakte me slechts een middag kwaad in de keuken, in plaats van de door mij geanticipeerde drie dagen. Toch wilde het er niet helemaal bij mij in. Indonesisch, hoe vlot die nieuwe generatie Indische dametjes nu ook is, gaat voor mij toch meer over slow cooking. Geduld en liefde voor alles wat je in de pannen gaar stooft, waar je huis zo heerlijk van gaat ruiken en je speekselklieren van op tilt slaan. Een klassiek voorbeeld hiervan is rendang, een van oorsprong Maleisisch pittig rundvleesgerecht. Je kunt het ook met geit of buffelvlees maken, maar omdat dat hier niet zo voor handen is houden we het maar op magere runderlappen. Het hoeft geen mals vlees te zijn: de truc is dat je het vlees zo lang stooft in kokosmelk dat het bijna uit elkaar valt. Ik waarschuw maar vast: dit is een bewerkelijk gerecht. Je moet het een kick vinden om zelf iets te produceren dat lekkerder smaakt dan welke afhaaltoko je ooit heeft voorgeschoteld. Knoop voor het ultieme Lonny-gevoel een theedoek om je hoofd en maak indruk op je Indonesische oud-tante, buurjongen, achterneef of argeloze voorbijganger.

Voor 2:
  • 1 kilo mager rundvlees, in blokjes
  • 2 liter goede kokosmelk (het liefst die dikke creme van de toko)
  • 1 stengel citroengras
  • 4 blaadjes djoeroek poeroet (limoenblad, toko)
  • paar eetlepels arachideolie
Voor de boemboe:
  • 2 rode pepers
  • 15 rawits (kleine rode pepers; erg pittig, dus als je het niet aandurft, halveer het aantal gerust)
  • 1 stuk gember, ter grootte van je duim, geraspt
  • 1 stuk laoswortel, ongeveer even groot, geraspt
  • 5 sjalotjes
  • 5 knoflooktenen
  • beetje geelwortelpoeder
  • 2 tl korianderzaad
  • 1 tl komijnzaad
  • beetje kruidnagelpoeder
  • beetje kaneel
Allereerst een vreselijk nuttige tip, ooit van een oude Chinees geleerd: gemberwortel schil je met een LEPEL. Ja, raar maar waar. Het werkt als een trein en je verliest er minder kostbare gemberdelen bij dan met een mes. Probeer het maar.

Gooi de ingredienten voor je boemboe in de keukenmachine of je staafmixbeker. Officieel moet je dit handmatig met de vijzel fijnmalen, maar zo hardcore ben ik nou ook weer niet. Maak er een mooie pasta van met welk apparaat dan ook.
Verhit de olie in een wok of stoofpan (ik zet er altijd wel een vlammenverdeler onder tegen aanbakken) en bak de boemboe een beetje totdat er lekker veel aroma vanaf komt. Voeg nu 1 liter kokosmelk toe en laat dit even inkoken voor je het vlees erbij doet. De citroengrasstengel snijd je niet helemaal door de lengte doormidden, de wortel laat je aan elkaar zitten. Plet de wortel en leg een knoop in de stengel. Dit doe je om te voorkomen dat er allerlei sprieten losweken en door je rendang heen gaan zwemmen. Dus nu het vlees, de djoeroek poeroetblaadjes, de citroengras in de pan met de resterende liter kokosmelk. Op laag vuur 2,5 a 3 uur gaar laten sudderen, waarbij je regelmatig even roert.

De kokosmelk gaat verdampen, waardoor je een laagje olie op je rendang krijgt. Schrik niet, dit hoort zo. Vanaf dit stadium moet je alerter blijven op eventueel aanbranden. Officieel moet je de rendang 'droogstoven', dat wil zeggen dat alle vocht verdampt is en je het vlees als het ware droogbakt in de olie. Ik vind het zelf lekkerder als je nog wat saus hebt, dat duurt ook iets minder lang. Er zit al zoveel smaak aan rendang dat je de maaltijd eromheen simpel kunt houden: kleffe witte rijst, zoetzure komkommer of atjar. Haal liever geen kroepoek in huis, want dan is het risico groot dat je met die kroepoek je pan rendang staat leeg te snaaien.

vrijdag 22 april 2011

Pittige mangosalade en mangolassi

Met deze warme dagen waan je je zo in de tropen. De hele stad ligt als een menselijke zonnewijzer met zo min mogelijk aan in het park te barbecuen, waarbij gêne voor lubberbuiken en bleke klapkuiten niet aan de orde is. Ik verdenk sommige mensen er wel eens van dat ze professioneel parkhanger zijn, vaak zijn dat de Hollandse pensionado's die met een gefrituurd vel en een klapstoel toezicht houden op het parkleven. Geef ze eens ongelijk!

Buiten de barbecue met tonnen stokbrood, kruidenboter en ontzaglijke hoeveelheden vlees ligt de klemtoon meer op drinken (probeer nog maar eens een gekoelde fles prosecco of rosé te vinden ergens) dan op eten. Lichtverteerbaar en zonnig is het credo; eten waarbij je weg kan dromen en je je even in een tropische jungle of strandhut bevindt. Mango is zo'n zonnig en fijn ingrediënt dat mij met een Proustiaans enkeltje naar de Boliviaanse rimboe tovert, waar het grootste geluk wat ons tijdens ons vrijwilligerswerk aldaar kon overkomen een sappige zoete mango bij het ontbijt was (dit omdat het ontbijt verder bestond uit 2 kleine gortdroge witte broodjes met zoute margarine, yek!).

Mango's zijn verrukkelijk, behalve als je de verkeerde treft. De draderige, haast melige, mango is namelijk niet zo'n feest om te eten. Al was het maar omdat je er niet mee weg komt zonder meters flosdraad. Je kunt het helaas niet goed van de schil aflezen, vaar maar op het verstand van je groenteboer. Maar als je de goede mango te pakken hebt is het een groot zomers genoegen om er salades en shakes mee te bereiden. Omdat je met mooi weer zo min mogelijk tijd binnen in de keuken wil doorbrengen zijn de mangorecepten van deze blog niet alleen hemelschreiend lekker, maar ook heel simpel en onbewerkelijk. De salade wordt pas echt lekker als je durft te investeren in een goede citroen- of limoenolie (bij de betere oliewinkels). Ik at hem bij mijn zelfgemaakte kip tandoori, waarvan het recept niet van mij is, dus die laat ik even achterwege.

Voor 2 personen:
  • 1 goede rijpe mango
  • 1 klein rood pepertje (rawit)
  • 1 flinke scheut citroen/limoenolie
  • scheut natuurzijn
  • eventueel wat gezouten geroosterde cashew noten
Schil de mango en snijd het vruchtvlees in blokjes. Doe ze in een kom met een in kleine ringetjes gesneden rawit, de olie en de azijn. Lekker om dit even te laten trekken (niet in de koelkast, dat gaat ten koste van de smaak van de mango). Bij serveren kun je er wat cashewnoten overheen strooien, voor wat extra bite. Maar zo is 'ie ook heerlijk. Kun je fijn meenemen naar de parkbarbecue in een lekvrij bakje.

Mangolassi voor 2 personen:
  • 1 rijpe mango
  • handje ijsblokjes
  • 6 grote eetlepels Turkse of Griekse yoghurt
  • snuf kardemom
Het is geen hogere wiskunde: blender vullen met ijsblokjes, hierop de mangostukjes, de yoghurt en kardemom. Blenden en klaar. En dan weer op een holletje naar het park met een wegwerpbarbecue onder je arm.

donderdag 14 april 2011

Zeekraal in citroen en knoflook met buffelmozzarella en parmezaanse kaas

Week 1 van het dieet zit erop. Nou ja, eigenlijk ben ik maandag weer opnieuw begonnen omdat ik zo handig ben geweest om in het weekend toch gewoon tequila te drinken (auw!) en te barbecuen met onder andere veel wit brood, een grote no-no. Maargoed, iedere dag gezond eten is er weer een en ik begin inmiddels in een rap tempo de meest uiteenlopende salades te verzinnen. Iedere dag gestoomde broccoli is ook niet goed namelijk.

Aangezien brood van het menu af is geschrapt moet ik nu 3 keer per dag bedenken wat er gegeten moet worden. Een greep uit het menu van afgelopen week (anders zouden jullie nog denken dat ik zielig ben): gegrilde tonijnsteak op een bedje van chuka wakame (Japanse zeewiersalade) met een dressing van soyasaus en sesamolie; courgette-spinaziesoep met joghurt-fetacreme; gestoomde sperzieboontjes met gegrilde horsmakreel (geen familie van de gewone, een stuk minder vet en zachter van smaak); roerei met gerookte zalmsnippers en wasabicreme. Niet al te lullig dacht ik zo!

Het blijft een uitdaging om telkens weer een nieuwe groente te verwerken, maar sommige dingen maken heel veel goed. Een soort heeft al vele jaren geleden mijn hart gestolen: zeekraal! Zeekraal is een heerlijke ziltige groente, die het goed doet geblancheerd in salades (met coquilles!) of in pasta's of....in plaats van pasta. De stevige groene slierten hebben een lekkere zoute bite, een hoog gehalte aan calcium en ijzer en kunnen op je bord zo doorgaan voor groene tagliatelle, met een beetje fantasie. Dit is echt een van mijn lievelingsgerechten, normaal dus wel gewoon met pasta: zeekraal met citroen en knoflook, met buffelmozzarella en parmezaan.

Voor 2 personen:
  • 200 g zeekraal
  • 1 bol buffelmozzarella
  • 1 flinke hand versgeraspte parmezaanse kaas (of grana padano)
  • sap van 1/2 citroen
  • olijfolie
  • 1 flinke teen knoflook
  • 1 gedroogd rood pepertje
  • peper/zout
Doe een flinke scheut olijfolie, de knoflook, pepertje en een beetje citroensap in een maatbeker en mix hier met de staafmixer een olie van. Verwarm deze in een pan en voeg de zeekraal toe. Even smoren, de rest van het citroensap erbij en op zacht vuren garen, de zeekraal moet stevig blijven en mag niet kleuren. De zeekraal is zout genoeg van zichzelf, dus er hoeft geen extra zout bij.

Snijd de buffelmozzarella in plakken en bestrooi ze met zout en peper en druppel er nog wat citroensap over. Eventueel wat cayennepeper erover voor een extra kick. Verdeel de zeekraal over 2 borden, mozzarellaplakjes erover en afmaken met lekker veel parmezaanse kaas. Je kunt er dus wat tagliatelle bij koken en de zeekraal erdoorheen roeren voor het opdienen.

woensdag 6 april 2011

Gemarineerde biefstuk met Turkse roerbakgroenten en gekruide yoghurt

Ja mensen, het is zover. Ik doe aan een Dieet. Ik had niet gedacht dat het er ooit van zou komen, want ik heb altijd heel hard geroepen dat ik diëten iets voor ongelukkige huisvrouwen en fanatieke sportschoolhomo's vond. Dat vind ik eigenlijk nog steeds, maar ik vind ook dat mijn kwab en flap-situatie, met thuis achter de computer hangen terwijl ik dwangmatig chocolade paaseitjes tot me neem, er niet heel erg op vooruit is gegaan. Hoog tijd voor nieuwverworven energie (en nieuwe bikini, voeg ik daar hoopvol aan toe), want dat is wat het South Beach dieet me belooft: bakken vol energie en afzakkende broeken. 

South Beach is gelukkig geen gruwelijk hongerdieet waarbij je de hele dag slechts op selderijstengels mag kluiven en als avondeten een stronkje gestoomde bloemkool mag verorberen. Je mag nog lekker en veel eten, maar alleen geen suiker en weinig koolhydraten. Moet te doen zijn, dacht ik zo (en wenend nam ik afscheid van chocola, boterkoek, pasta, brood en wijn). 

Gelukkig mag bijvoorbeeld biefstuk wel, en groenten. Heel veel groenten. Ik sta nu dus iedere dag bij mijn Turkse groenteboer (want fruit en groenvoer bij supermarkten zijn vaak niet te vreten), die behalve een imposante snor ook een heel indrukwekkend kruidenrek heeft. Mijn keuze viel dit keer op sumak, het gemalen donkerrode besje van de sumakstruik (groeit ergens tussen Turkije, Iran en Libanon). Het wordt veel gebruikt in de Turkse en Arabische keukens en heeft een hele bijzondere citrusachtige smaak. Daar kun je dus lekker vlees of vis in marineren, of het door je groenten heen strooien, en dat gaan we dus ook doen. Dat diëten ook heel lekker kan zijn bewijst dit gerecht, ook geschikt voor mensen die wel een volvette pralinemousse als dessert mogen.


Voor 2 personen:
  • 2 biefstukken
  • olijfolie
  • sumak (bij de Turkse winkel)
  • cayennepeper
  • peper/zout

  • Halve aubergine, in blokjes
  • 1 ui, gesnipperd
  • 2 puntpaprika's, in blokjes
  • 2 tomaten in blokjes
  • 1 teen knoflook
  • 1 gedroogd rood pepertje
  • peper/zout
  • handje bladpeterselie (gehakt)

  • Turkse of Griekse yoghurt (2 flinke eetlepels per persoon)
  • 1 teen knoflook, of meer als je ervan houdt
  • komijnpoeder
  • kaneel
  • beetje bladpeterselie, gehakt
  • peper/zout
  • geroosterd sesamzaad
Maak een marinade van olijfolie, sumak, cayennepeper, peper en zout en smeer hier de biefstuk mee in. Afdekken en buiten de koelkast laten staan, want de biefstuk moet op kamertemperatuur zijn voordat je hem gaat bakken. Hoe langer je marineert, hoe lekkerder.
Verhit een beetje olijfolie in een wok of iets wat daarop lijkt en voeg een verkruimeld gedroogd rood pepertje en een uitgeperste teen knoflook hieraan toe. Kijk uit dat de knoflook niet verbrandt, zet het vuur lager. Voeg nu ui en paprika toe. Bak dit rustig op laag vuur door.
Intussen verhit je de grillpan, of vooruit, de koekenpan, voor de biefstuk. Die heeft al een leuk olielaagje, dus er hoeft geen boter of olie meer in de pan gegoten te worden. Bak de biefstukken in een paar minuten rondom bruin, baktijd is afhankelijk hoe dik het vlees is en hoe gaar je het wil hebben. Hanteer in geen geval de baktijden op de verpakking van de biefstuk, want die zijn altijd te lang. Na het bakken gooi je de biefstukken op een bord met wat aluminiumfolie erover heen. Zo kan het vlees weer tot rust komen en malser worden.
Intussen maak je de yoghurt aan met uitgeperste knoflook, kaneel, komijn, peper, zout en bladpeterselie, eventueel munt erdoorheen is ook lekker. Je roostert in een klein koekenpannetje een flinke hand sesamzaadjes goudbruin (dit kun je ook vantevoren doen, dat scheelt weer opletten). 
Tot slot bak je de aubergine en tomaat mee met de andere groenten, dat hoeft maar heel kort. Kruiden met cayennepeper, sumak, peper, zout en bladpeterselie. Als de aubergine zacht is verdeel je de groenten over de borden, met de biefstuk en een dot yoghurt ernaast. Bestrooi met de sesamzaadjes.
Voor de mensen die geen koolhydraatarm dieet volgen mag hier dus lekker brood of rijst bij.
Meer informatie over het South Beach dieet vind je hier.

woensdag 30 maart 2011

Stamppot van raapsteeltjes en basilicum met chorizo

Ik heb een vriendin die ernstig tekort is gekomen in haar jeugd. Haar ouders verafschuwden de Hollandse keuken en dus moest zij -met lange tanden en veel gezucht- zich door borden chili con carne, garnalen piri piri, nasi rames en kip Timboektoe heenwerken. Arm kind. "Wanneer eten we nou eens rauwe andijviestamppot, mam?" vroeg ze dikwijls, als haar moeder - die overigens fantastisch kan koken - dan weer eens in een exotisch dampend vispotje stond te roeren. Dit dreef haar ouders tot grote wanhoop. Waar was het misgegaan in de opvoeding?! Hoe konden ze nou een dochter hebben geproduceerd die smachtte naar aardappelpuree en vergeten groenten? Speciaal voor haar deze blog, een stamppot met een echte Hollandse voorjaarsgroente: raapstelen. Raapsteeltjes zijn de bladeren van de raap die in het voorjaar geoogst worden. Qua smaak lijkt het een beetje op rucola, maar dan malser. Je kunt deze stamppot natuurlijk gewoon eten met een bal gehakt zoals je oma hem maakte, of je maakt hem zoals ik een beetje anders met een mediterrane twist. Kan mijn vriendin 'm ook eens voor haar ouders maken.

Voor 2 personen:
  • 0,75 kg kruimige aardappels
  • bosje raapstelen
  • handjevol basilicumblad
  • 1 el creme fraiche
  • 1 klont boter
  • 100 ml melk
  • halve chorizo, in plakjes
  • 1 sjalot
Het is zo simpel en toch zo lekker: Schil en kook de aardappels tot ze gaar zijn. Was en halveer de raapsteeltjes. Snijd de sjalot fijn en de halveer de chorizo en snijd hem en in plakjes. Bak de chorizo op zacht vuur in een koekenpannetje en voeg de sjalot toe tot de chorizo knapperig is en de sjalot iets zacht.
Stamp de gekookte en afgegoten aardappels fijn met de boter, creme fraiche, opgewarmde melk en wat peper en zout. Stamp tot slot de raapstelen en de basilicum door de aardappels. De stamppot moet stevig zijn. Wil je hem iets zachter hebben kun je -voorzichtig- wat meer opgewarmde melk toevoegen. Het moet geen pap worden. Tot slot schep je de chorizo met jus van sjalot over de stamppot.